Faillissement schadeverzekeringsbedrijf
Hof Amsterdam 26 februari 2019, Rechtspraak Insolventierecht 2019/36
Kan een rechtspersoon in staat van insolventie komen te verkeren als zich geen schuldeisers hebben gemeld?
Faillissement zonder schuldeisers?
Faillietverklaring vereist de aanwezigheid van schuldeisers. De schuldenaar moet immers hebben opgehouden zijn schuldeisers te betalen (art. 1 lid 1 Fw). Deze hoofdregel lijdt uitzondering als het gaat om financiële ondernemingen als banken, beleggingsondernemingen en verzekeraars (Titel I, afdelingen 11A – 11B Fw): zij kunnen ook in staat van faillissement worden verklaard indien bijvoorbeeld de door hen aan te houden solvabiliteitsmarge wordt onderschreden of, na toepassing van de noodregeling, sprake is van een negatief eigen vermogen en geen redelijk vooruitzicht tot verwezenlijking van het doel (meer) bestaat (zie voor de verzekeraar art. 213a bis en 213f Fw). Een verzekeraar kan dus failliet gaan zonder dat concreet sprake is van schuldeisers op het moment dat de staat van faillissement wordt
uitgesproken.
Staat van insolventie?
Deze uitzondering werkt door in de afwikkeling van het faillissement. De (kennelijke) afwezigheid van schuldeisers ter verificatievergadering staat eraan in de weg dat de schuldenaar een akkoord kan aanbieden. De boedel komt dan van rechtswege in staat van insolventie te verkeren (zie art. 173 Fw). Zie anders de redenering van het Hof Arnhem- Leeuwarden 17 december 2015 dat niet valt in te zien waarom een failliet verklaarde in geval van afwezigheid van (boedel)schuldeisers wel insolvent zou raken, terwijl hij in geval van aanwezigheid van schuldeisers die instemmen met een akkoord, niet insolvent zou raken. Die redenering gaat weliswaar op in een ‘gewoon’ faillissement, maar ziet in dit geval voorbij aan de achtergrond van het faillissement: het schenden van de solvabiliteitseis. Die achtergrond rechtvaardigt de insolventie, ook al zijn er geen schuldeisers. Anders zou immers de situatie die de wetgever door het uitspreken van het faillissement wenst te voorkomen (voortzetting van het bedrijf met een negatief eigen vermogen), toch kunnen (voort)bestaan.
Gevolgen van insolventie
Door de staat van insolventie wordt de stichting ontbonden (art. 2:19 lid 1 BW). Zij houdt, na vereffening, op te bestaan (art. 2:19 lid 4 BW). Het faillissement vindt een einde na verbindend worden van de (slot)uitdelingslijst (art. 193 Fw).
Invloed rehabilitatie?
Rehabilitatie op grond van art. 206 Fw heeft geen specifieke rechtsgevolgen en dus ook niet het voortbestaan of herleven van de stichting.
Nagekomen bate
Wat als na einde faillissement en het ophouden te bestaan van de rechtspersoon nog van een (potentiële) bate blijkt, zoals de schadevergoedingsvordering tegen DNB? Het hof meent dat de stichting kan herleven op grond van art. 2:23c lid 1 BW. Omdat in dit geval de stichting niet voorafgaand aan de procedure (her)opening van de vereffening heeft verzocht en verkregen, bestaat zij niet en kan zij niet zelfstandig in rechte optreden en ook geen vordering instellen. Het hof heeft de stichting daarom niet-ontvankelijk verklaard. De keuze van het hof voor de route van art. 2:23c BW ligt niet voor de hand. Indien een rechtspersoon wordt ontbonden door de staat van insolventie en na vereffening van het vermogen ophoudt te bestaan, zal in geval van een nagekomen bate heropening van het faillissement moeten plaatsvinden (art. 194 Fw). De
rechtspersoon wordt geacht voor de vereffening van het vermogen te zijn blijven bestaan (vgl. art. 2:19 lid 5 BW). De vereffening vindt plaats door de curator. De regeling over de heropening van de vereffening op grond van art. 2:23c BW vindt geen toepassing. Art. 2:23a lid 5 BW sluit toepassing op vereffening in faillissement uit. Er is wel andersluidende jurisprudentie (zie bv. HR 27 januari 1995, NJ 1995/579 (APH/Söderqvist) en HR 31 oktober 1997, NJ 1998/258 (Andeweg)), maar die is op een redelijke wetstoepassing in atypische gevallen gebaseerd.
Positie van de stichting
Omdat de stichting ‘slechts’ niet-ontvankelijk is verklaard, zou zij DNB andermaal kunnen dagvaarden. Voorafgaand daaraan zal heropening van het faillissement (ex art. 194 Fw) of – naar het oordeel van het hof – heropening van de vereffening (ex art. 2:23c BW) moeten plaatsvinden. De procedure zal door de curator respectievelijk de vereffenaar gevoerd moeten worden. Daarbij geldt dat vooraf getoetst zal (moeten) worden of de baten tegen de kosten zullen opwegen. De stichting zelf zal van een succesvolle procedure niet beter worden: de opbrengst zal verdeeld moeten worden. Nu er kennelijk geen schuldeisers (meer) zijn, komt de statutaire bestemming na vereffening in zicht. Die bestemming zal niet de oprichter/directeur zijn. Meer belang bij een nieuwe procedure lijkt de koper van de vordering op DNB te hebben, mits het om dezelfde vordering als in deze procedure gaat. Als dat zo is, rijst de vraag waarom de koper niet eerder zelf procedeerde. Dat zou de nodige procedures over formele punten kunnen hebben voorkomen.
‘Afgeleide schade’?
De oprichter/directeur vordert schadevergoeding op grond van een schending van tegenover hem in privé vereiste zorgvuldigheid. Hij heeft die vordering kennelijk onvoldoende onderbouwd. Het hof verwijst in dat verband naar HR 2 mei 1997 (Kip en Sloetjes/Rabobank): onvoldoende is dat de oprichter/directeur feiten en omstandigheden stelt die een onrechtmatige daad tegenover de stichting zouden opleveren. Er is, zoals bij een vordering van een aandeelhouder tot vergoeding van ‘afgeleide schade’, meer nodig.
J.A. Stal
Publicaties van Jeroen Stal
2019
- Kan een rechtspersoon in staat van insolventie komen te verkeren als zich geen schuldeisers hebben gemeld? (Rechtspraak Insolventierecht 2019/36)
- Is schuldeiser gebonden aan vaststellingsovereenkomst van curator? Is bestuurder aansprakelijk voor onbetaald laten van een factuur? (Rechtspraak Insolventierecht 2019/33)
- Litigation Funding 2019: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2019, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2018)
- Is inkoop ter veiling van een verhypothekeerde woning door de bank en doorverkoop met winst zonder deze ten gunste van de hypotheekgever te brengen, een schending van de zorgplicht? (Rechtspraak Insolventierecht 2019/13)
- Leidt verrekening die in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, tot onverschuldigde betaling? (Rechtspraak Insolventierecht 2019/5)
2018
- Dispute Resolution 2018: Netherlands (in: M. Davies en K. Bakhda (eds.), Dispute Resolution 2018, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2018)
- Litigation Funding 2018: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2018, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2017)
- Mag de rechtbank tot homologatie van het faillissementsakkoord overgaan? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/94)
- Heeft de huisaccountant/fiscalist een beroepsfout gemaakt bij de advisering rondom bedrijfsovername? Is sprake van schending klachtplicht en eigen schuld? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/87)
- In hoeverre is bij een doorstart in een faillissement sprake van overgang van onderneming? Kan het Smallsteps-arrest analoog worden toegepast? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/75)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/65)
- Is de bank jegens aandeelhouder(s) van een kredietnemer aansprakelijk als buitensporige tegenprestaties bij verruiming van het (nood)krediet het faillissement van kredietnemer tot gevolg hebben? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/56)
- Is de (register)accountant die optreedt als curator onderworpen aan tuchtrechtspraak voor accountants? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/36)
- Geldt art. 57 lid 3 Fw ook als na omslag van de faillissementskosten per saldo niets aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/20)
- Is een levensverzekering een hoogstpersoonlijk recht? Kan een afkoopverbod aan de curator worden tegengeworpen? (Rechtspraak Insolventierecht 2018/3)
2017
- Dispute Resolution 2017: Netherlands (in: S. Lamb (ed.), Dispute Resolution 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2017)
- Moet de accountant een afschrift van het ongeanonimiseerde boetebesluit van de AFM aan de curatoren van de controlecliënt afgeven? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/103)
- Is beëindiging van assurantiebemidde-lingsovereenkomsten en overneming van portefeuillebeheer toegestaan? Ziet art. 54 lid 1 Fw op gecreëerde verrekenbare schulden? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/81)
- Is intrekking van de voorlopige surseance van betaling mogelijk? Wat is de verhouding met een buitenlandse herstructureringsprocedure? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/60 en 61, 2017/71 en 72)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/52)
- Verjaring van vordering op hoofdschuldenaar. Vraag of borgtocht op grond van art. 7:853 BW is tenietgegaan. (JOR 2017/81)
- In hoeverre bestaat causaal verband tussen onbevoegde kredietopzegging en het faillissement van kredietnemer? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/35)
- Is het overnemen van activiteiten voorafgaand aan faillissement onrechtmatig of paulianeus? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/31)
- Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/13 en 2017/14)
- Geldt het afdwingen van doorlevering van diensten gedurende de afkoelingsperiode als gestanddoening in de zin van art. 37 Fw? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/12)
- Litigation Funding 2017: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2016)
- Hebben beschikkingshandelingen van de curator, verricht na vernietiging van de faillietverklaring en voor het in kracht van gewijsde gaan daarvan, goederenrechtelijke werking? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/4)
2016
- Hoe moet een hypotheekakte worden uitgelegd met het oog op het tenietgaan van het hypotheekrecht? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 109)
- Leidt wanprestatie van de externe insolventieadviseur tot een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers die in hun verhaal zijn benadeeld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 86)
- Wanneer verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van een verificatievergadering? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/64)
- Heeft een crediteur in faillissement recht op inzage in de administratie ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling van een derde? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/55)
- Heeft de failliet recht op afgifte van / inzage in het proces-verbaal van een getuigenverhoor? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/43)
- Borgtochtovereenkomst. Verjaring. Nu vordering op gefailleerde en ontbonden hoofdschuldenaar niet is verjaard, is borgtocht niet geëindigd ex art. 7:853 BW (JOR 2016/101)
- Hoe verhouden zich in een negatieve boedel de kosten van executie en vereffening met de boedelvordering van de pandhouder voor door de curator onrechtmatig geïnde vorderingen? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/32)
- Hoe dient een cao-bepaling over bijzonder arbeidsvoorwaarden bij indiensttreding bij een nieuwe werkgever na faillissement te worden uitgelegd? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/26)
- Is een curator bevoegd tot indiening van een enqueteverzoek? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/15)
- Naar welk criterium dient het salaris van de curator na vernietiging van de faillietverklaring te worden vastgesteld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/5)
Corporate | Litigation