Bancaire aansprakelijkheid bij noodfinanciering (Midreth)
Hof Arnhem-Leeuwarden 27 maart 2018, Rechtspraak Insolventierecht 2018/56
Is de bank jegens aandeelhouder(s) van een kredietnemer aansprakelijk als buitensporige tegenprestaties bij verruiming van het (nood)krediet het faillissement van kredietnemer tot gevolg hebben?
Deze uitspraak gaat over de aansprakelijkheid van de bank voor haar handelen in een financiële noodsituatie waarin haar krediet-nemer dreigt om te vallen. De bank bevindt zich dan in een weinig benijdenswaardige positie. Te snel beëindigen van het krediet leidt mogelijk tot aansprakelijkstelling door de kredietnemer. Voortzetting van de financiering en het verschaffen van noodkrediet leidt mogelijk tot aansprakelijkstelling door de andere schuldeisers van de kredietnemer of pauliana-risico’s. In het laatste geval doet de bank mogelijk zichzelf te kort, omdat zo-wel haar vordering, als haar kredietrisico toenemen (zekerheden nemen niet of niet in dezelfde mate toe).
De bank, de aandeelhouder en aansprakelijkheid voor (afgeleide) schade
Niet de kredietnemer, maar haar (middellijke) aandeelhouders spreken de bank aan tot vergoeding van schade. Dat lijkt – gelet op de jurisprudentie (Poot/ABP en Kip en Sloetjes/Rabobank) – niet de eenvoudigste weg. Vordert een aandeelhouder zo-genaamde afgeleide schade – dat is schade die hij lijdt als gevolg van de schade die de vennootschap door toedoen van een derde in haar vermogen lijdt – dan komt de aan-deelhouder de vordering jegens de derde in beginsel niet toe. Immers, de schade van de aandeelhouder zal verdwijnen, indien de vennootschap de derde met succes aansprakelijk stelt. Deze hoofdregel lijdt uitzondering onder bijkomende omstandigheden, bijv. als de schade niet meer door toedoen van de vennootschap kan worden hersteld (Poot/ABP).
Naast de afgeleide schade bestaat de schade die de aandeelhouder zelf (rechtstreeks) lijdt als gevolg van het handelen van een derde jegens de vennootschap. Vergoeding van deze schade kan de aandeel-houder zelf van de derde vorderen. Vereist is – evenals voor de uitzondering op de hoofdregel bij afgeleide schade – dat de derde ook rechtstreeks jegens de aandeel-houder onrechtmatig heeft gehandeld (Kip en Sloetjes/Rabobank). Onzorgvuldig handelen van de derde jegens de vennootschap alleen is onvoldoende voor onzorgvuldig handelen jegens de aandeelhouder (zie ook StAK OAD/Rabobank).
De rechtstreekse onzorgvuldige handeling van Rabobank jegens de aandeelhouders is de onder bijzondere economische omstandigheden afgedwongen overdracht door de aandeelhouders aan de participanten van 60% van de aandelen voor € 1. Zo een overdracht past volgens het hof nog wel bij het verschaffen van risicodragend kapitaal, maar niet bij het verstrekken van (nood)kredieten. Deze handeling, die op de aandelen ziet, is per definitie gericht op de aandeelhouder (en niet op de vennoot-schap). Vervolgens legt het hof voor de schade een link naar de afgeleide schade. Door het verlies van de aandelen hebben de aandeelhouders de schade, in de zin van waardevermindering van hun aandelen, definitief geleden. Mocht de vennootschap Rabobank nog met succes tot schadevergoeding aanspreken, dan profiteren de gewezen aandeelhouders daar niet meer van.
Pyrrusoverwinning?
Het hof acht de mogelijkheid van schade aannemelijk en verwijst naar een schadestaatprocedure. Daarin zullen bestaan en omvang van de schade en vooral het causaal verband tussen handeling en schade aan de orde komen: zouden op het toetsmoment de aandelen zonder de handelingen van Rabobank wel enige waarde hebben gehad? Of was het faillissement van Midreth hoe dan ook ingetreden en niet het gevolg van de handeling van Rabobank? Mogelijk zal dit arrest over een aantal jaren een Pyrrusoverwinning voor de aandeelhouders blijken (zie voor een voorbeeld na tien jaar procederen, Rb Overijssel 7 januari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:311, Nijhuis/Rabo-bank).
Art. 2 ABV
Het hof oordeelt dat Rabobank jegens de aandeelhouders als par tij en bij de term-sheet ‘in strijd [heeft] gehandeld met haar contractuele bancaire zorgplicht onder artikel 2 lid 1 van de ABV 2009 (om bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen en daarbij naar beste ver-mogen rekening te houden met de belangen van de cliënt)’. De vraag is of (middellijk) aandeelhouder(s) en bestuurder(s) van een vennootschap (de klant van de bank!) mede als cliënten van de bank in de zin van art. 2 ABV zijn te beschouwen. Vermoedelijk is dat niet het geval en komt hen geen (rechtstreeks) beroep op art. 2 ABV toe. Het hof heeft ofwel het cliëntbegrip opgerekt, dan wel een zekere reflexwerking aan art. 2 ABV toegedicht. Met het oordeel dat Rabobank (ook) onrechtmatig jegens de aandeelhouders heeft gehandeld, lijkt een eventuele discussie op dit punt ondervangen.
Publicaties van Jeroen Stal
2018
- Is de bank jegens aandeelhouder(s) van een kredietnemer aansprakelijk als buitensporige tegenprestaties bij verruiming van het (nood)krediet het faillissement van kredietnemer tot gevolg hebben? (rechtspraak Insolventierecht 2018/56)
- Is de (register)accountant die optreedt als curator onderworpen aan tuchtrechtspraak voor accountants? (rechtspraak Insolventierecht 2018/36)
- Geldt art. 57 lid 3 Fw ook als na omslag van de faillissementskosten per saldo niets aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd? (rechtspraak Insolventierecht 2018/20)
- Is een levensverzekering een hoogstpersoonlijk recht? Kan een afkoopverbod aan de curator worden tegengeworpen? (rechtspraak Insolventierecht 2018/3)
2017
- Dispute Resolution 2017: Netherlands (in: S. Lamb (ed.), Dispute Resolution 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2017)
- Is intrekking van de voorlopige surseance van betaling mogelijk? Wat is de verhouding met een buitenlandse herstructureringsprocedure? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/60 en 61, 2017/71 en 72)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/52)
- Verjaring van vordering op hoofdschuldenaar. Vraag of borgtocht op grond van art. 7:853 BW is tenietgegaan. (JOR 2017/81)
- In hoeverre bestaat causaal verband tussen onbevoegde kredietopzegging en het faillissement van kredietnemer? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/35)
- Is het overnemen van activiteiten voorafgaand aan faillissement onrechtmatig of paulianeus? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/31)
- Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/13 en 2017/14)
- Geldt het afdwingen van doorlevering van diensten gedurende de afkoelingsperiode als gestanddoening in de zin van art. 37 Fw? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/12)
- Litigation Funding 2017: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2016)
- Hebben beschikkingshandelingen van de curator, verricht na vernietiging van de faillietverklaring en voor het in kracht van gewijsde gaan daarvan, goederenrechtelijke werking? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/4)
2016
- Hoe moet een hypotheekakte worden uitgelegd met het oog op het tenietgaan van het hypotheekrecht? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 109)
- Leidt wanprestatie van de externe insolventieadviseur tot een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers die in hun verhaal zijn benadeeld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 86)
- Wanneer verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van een verificatievergadering? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/64)
- Heeft een crediteur in faillissement recht op inzage in de administratie ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling van een derde? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/55)
- Heeft de failliet recht op afgifte van / inzage in het proces-verbaal van een getuigenverhoor? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/43)
- Borgtochtovereenkomst. Verjaring. Nu vordering op gefailleerde en ontbonden hoofdschuldenaar niet is verjaard, is borgtocht niet geëindigd ex art. 7:853 BW (JOR 2016/101)
- Hoe verhouden zich in een negatieve boedel de kosten van executie en vereffening met de boedelvordering van de pandhouder voor door de curator onrechtmatig geïnde vorderingen? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/32)
- Hoe dient een cao-bepaling over bijzonder arbeidsvoorwaarden bij indiensttreding bij een nieuwe werkgever na faillissement te worden uitgelegd? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/26)
- Is een curator bevoegd tot indiening van een enqueteverzoek? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/15)
- Naar welk criterium dient het salaris van de curator na vernietiging van de faillietverklaring te worden vastgesteld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/5)
Corporate | Litigation