Onaanvaardbare verrekening en onverschuldigde betaling
Hof Amsterdam 13 maart 2018, Rechtspraak Insolventierecht 2019/5
Leidt verrekening die in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, tot onverschuldigde betaling?
Handelwijze van de Bank
Rabobank heeft vorderingen op een ondernemer (dga) en zijn twee BV’s uit hoofde van een zakelijke financiering en een privéfinanciering. Van de laatste is alleen de ondernemer schuldenaar. Voor de terugbetaling van beide financieringen zijn hypotheekrechten gevestigd. Daarnaast heeft Rabobank op grond van de wet en de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) een recht van verrekening van haar vorderingen uit de financieringen met haar schuld aan de ondernemer (en zijn echtgenote) uit hoofde van een creditstand op de ‘en/of-rekening’. Rabobank gaat eerst over tot verrekening. Daardoor wordt de ondernemer in privé ‘beroofd’ van zijn mogelijkheid vanuit dat creditsaldo verplichtingen onder de privéfinanciering te voldoen. Daarna vindt executoriale verkoop van de bedrijfspanden plaats. Uit de opbrengst kan, zoals kennelijk wel was te voorzien, de schuld aan Rabobank uit hoofde van de zakelijke financiering makkelijk worden voldaan. Vervolgens wenst Rabobank de privéwoning executoriaal te verkopen ter delging van de schuld uit de privéfinanciering.
Beperkende werking redelijkheid en billijkheid
Rabobank en de ondernemer staan als schuldeiser en schuldenaar in relatie tot elkaar uit hoofde van zowel de zakelijke financiering als de privéfinanciering. Een tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel is niet van toepassing, voor zover dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 6:2 lid 2 BW). Zowel rechtbank als hof menen dat de krachtens (wet (art. 6:127 BW) en) rechtshandeling (art. 25 ABV) geldende verrekeningsregel onder de in 1 genoemde omstandigheden niet van toepassing is. Rabobank had rekening moeten houden met de privébelangen van de ondernemer. Opvallend is dat het hof ondanks de door haarzelf gestelde contractuele verhouding tussen ondernemer en bank niet art. 6:248 lid 2, maar 6:2 lid 2 BW toepast. Daarin lijkt geen materieel belang te schuilen.
Gevolg
Als de verrekeningsregel niet van toepassing is (voor dit geval niet bestaat), vindt verrekening zonder rechtsgrond plaats. Deze verrekening is een vorm van betaling van een geldsom. Als daarvoor de rechtsgrond ontbreekt, geschiedt de betaling onverschuldigd (art. 6:203 BW). Het onverschuldigd betaalde moet worden gerestitueerd.
De redenering van de rechtbank was een andere. De rechtbank achtte een (wettelijke en contractuele) rechtsgrond voor de verrekening aanwezig, zodat geen sprake was van onverschuldigde betaling. Toch vond de rechtbank de verrekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Kennelijk is de gedachtegang van de rechtbank geweest dat de bank de verrekening onbevoegd heeft verricht, daardoor onrechtmatig jegens de ondernemer heeft gehandeld en schadeplichtig is.
Publicaties van Jeroen Stal
2018
- Mag de rechtbank tot homologatie van het faillissementsakkoord overgaan? (rechtspraak Insolventierecht 2018/94)
- Heeft de huisaccountant/fiscalist een beroepsfout gemaakt bij de advisering rondom bedrijfsovername? Is sprake van schending klachtplicht en eigen schuld? (rechtspraak Insolventierecht 2018/87)
- In hoeverre is bij een doorstart in een faillissement sprake van overgang van onderneming? Kan het Smallsteps-arrest analoog worden toegepast? (rechtspraak Insolventierecht 2018/75)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (rechtspraak Insolventierecht 2018/65)
- Is de bank jegens aandeelhouder(s) van een kredietnemer aansprakelijk als buitensporige tegenprestaties bij verruiming van het (nood)krediet het faillissement van kredietnemer tot gevolg hebben? (rechtspraak Insolventierecht 2018/56)
- Is de (register)accountant die optreedt als curator onderworpen aan tuchtrechtspraak voor accountants? (rechtspraak Insolventierecht 2018/36)
- Geldt art. 57 lid 3 Fw ook als na omslag van de faillissementskosten per saldo niets aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd? (rechtspraak Insolventierecht 2018/20)
- Is een levensverzekering een hoogstpersoonlijk recht? Kan een afkoopverbod aan de curator worden tegengeworpen? (rechtspraak Insolventierecht 2018/3)
2017
- Dispute Resolution 2017: Netherlands (in: S. Lamb (ed.), Dispute Resolution 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2017)
- Is intrekking van de voorlopige surseance van betaling mogelijk? Wat is de verhouding met een buitenlandse herstructureringsprocedure? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/60 en 61, 2017/71 en 72)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/52)
- Verjaring van vordering op hoofdschuldenaar. Vraag of borgtocht op grond van art. 7:853 BW is tenietgegaan. (JOR 2017/81)
- In hoeverre bestaat causaal verband tussen onbevoegde kredietopzegging en het faillissement van kredietnemer? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/35)
- Is het overnemen van activiteiten voorafgaand aan faillissement onrechtmatig of paulianeus? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/31)
- Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/13 en 2017/14)
- Geldt het afdwingen van doorlevering van diensten gedurende de afkoelingsperiode als gestanddoening in de zin van art. 37 Fw? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/12)
- Litigation Funding 2017: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2016)
- Hebben beschikkingshandelingen van de curator, verricht na vernietiging van de faillietverklaring en voor het in kracht van gewijsde gaan daarvan, goederenrechtelijke werking? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/4)
2016
- Hoe moet een hypotheekakte worden uitgelegd met het oog op het tenietgaan van het hypotheekrecht? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 109)
- Leidt wanprestatie van de externe insolventieadviseur tot een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers die in hun verhaal zijn benadeeld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 86)
- Wanneer verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van een verificatievergadering? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/64)
- Heeft een crediteur in faillissement recht op inzage in de administratie ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling van een derde? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/55)
- Heeft de failliet recht op afgifte van / inzage in het proces-verbaal van een getuigenverhoor? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/43)
- Borgtochtovereenkomst. Verjaring. Nu vordering op gefailleerde en ontbonden hoofdschuldenaar niet is verjaard, is borgtocht niet geëindigd ex art. 7:853 BW (JOR 2016/101)
- Hoe verhouden zich in een negatieve boedel de kosten van executie en vereffening met de boedelvordering van de pandhouder voor door de curator onrechtmatig geïnde vorderingen? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/32)
- Hoe dient een cao-bepaling over bijzonder arbeidsvoorwaarden bij indiensttreding bij een nieuwe werkgever na faillissement te worden uitgelegd? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/26)
- Is een curator bevoegd tot indiening van een enqueteverzoek? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/15)
- Naar welk criterium dient het salaris van de curator na vernietiging van de faillietverklaring te worden vastgesteld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/5)
2007
Corporate | Litigation