Omslag faillissementskosten zonder uitkering (57 lid 3 Fw)
Hof ‘s-Hertogenbosch 5 december 2017, Rechtspraak Insolventierecht 2018/20
Geldt art. 57 lid 3 Fw ook als na omslag van de faillissementskosten per saldo niets aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd?
Inleiding. In deze zaak gaat het over de bevoegdheid van de curator de belangen van de Ontvanger met toepassing van art. 57 lid 3 Fw te behartigen. In de kern is de vaag of de curator een beroep op art. 57 lid 3 Fw toekomt indien duidelijk is dat de Ont-vanger, gelet op de omvang van de algemene faillissementskosten, uiteindelijk niets van de opbrengst van de vuistloos verpande zaken zal ontvangen.
Art. 57 lid 3 Fw. Een pandhouder, zoals in dit geval de leasemaatschappij, mag in faillissement het pandrecht uitoefenen alsof er geen faillissement was. Dat geldt ook indien er bevoorrechte schuldeisers zijn die in rang boven het pandrecht gaan, zoals in dit geval de Ontvanger. Pas bij de verdeling van de opbrengst speelt de hoger bevoorrechte schuldeiser een rol. Het belang van die schuldeiser wordt behartigd door de curator (art. 57 lid 3 Fw). De bevoorrechte positie van de Ontvanger is gebaseerd op art. 21 lid 2 Iw en betreft ten hoogste het bedrag van de belastingschuld, voor zover die niet uit het zogenaamde vrije boedelactief kan worden voldaan (zie de Leidraad Invordering 2008, art. 14.1.4 en 21.3). De opbrengst, althans het daarvoor in aanmerking komende gedeelte, ontvangt de curator voor de Ontvanger. Daarmee lijkt die opbrengst buiten het bereik van de pand-houder gebracht. Op grond van art. 182 lid 1 Fw mogen de algemene faillissementskosten over de opbrengst worden omgeslagen. Het eventuele restant komt aan de bevoorrechte schuldeiser toe. Het is afhankelijk van het gerealiseerde boedelactief en de omvang van de algemene faillissementskosten of er zo een restant zal zijn.
Belang?
De vraag is of de curator het belang van de bevoorrechte schuldeiser ook mag behartigen, indien al op voorhand vast-staat – zoals in dit geval – dat geen enkele uitkering aan die bevoorrechte schuldeiser zal kunnen plaatsvinden. Luidt het antwoord ontkennend, dan is het gevolg dat de opbrengst aan de pandhouder zal toevallen. Bijgevolg (ook weer op grond van art. 182 lid 1 Fw) zal geen omslag van de faillissementskosten plaatsvinden. Het verstrek-kende gevolg van een ontkennende beantwoording is dat de pandhouder een voordeel zou hebben, ten koste van de bevoorrechte schuldeiser én de boedel, juist in een geval waarin de algemene faillissementskosten omvangrijk zijn. Dat gevolg lijkt weinig aannemelijk, nu in een geval waarin na omslag van de algemene faillissementskosten bijvoorbeeld nog € 100 aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd, de Ontvanger en de curator wel een belang zouden hebben en de opbrengst de pandhouder toch ontgaat; de rest van de opbrengst zal dan via de omslag van de algemene faillissementskosten naar de boedel gaan. De ontkennende beantwoording ligt gelet op het systeem van de wet ook niet voor de hand. In gelijke zin oordeelt het hof met verwijzingen. Mogelijk dat de bevoorrechte schuldeiser uiteindelijk geen belang heeft, maar de boedel heeft dat wel. Met dat belang van de boedel is in art. 182 lid 1 Fw nu juist rekening gehouden. Kennelijk is dat voor de hand liggend, want aan dat uitgangspunt is bij de wijziging van art. 182 lid 1 Fw geen enkele overweging gewijd (Kort-mann/Faber, Geschiedenis van de Faillissementswet, 2-II), p. 239).
Tot slot
De pandhouder mag, ook als er een bevoorrechte schuldeiser is, in beginsel zijn pandrecht uitoefenen en de opbrengst naar zich toehalen. Hij moet er wel rekening mee houden dat als er een vordering van de bevoorrechte schuldeiser is die niet uit het vrije boedelactief kan worden voldaan, de opbrengst tot maximaal het niet voldane gedeelte van de bevoorrechte vordering aan de curator als belangenbehartiger voor die bevoorrechte schuldeiser moet worden afgedragen. Met die afdracht lijkt elk belang van de pandhouder verdwenen, ook al zou geen enkele afdracht aan de bevoorrechte schuldeiser plaatsvinden. In dat geval heeft de in ieder geval de boedel een belang.
Publicaties van Jeroen Stal
2018
- Geldt art. 57 lid 3 Fw ook als na omslag van de faillissementskosten per saldo niets aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd? (rechtspraak Insolventierecht 2018/20)
- Is een levensverzekering een hoogstpersoonlijk recht? Kan een afkoopverbod aan de curator worden tegengeworpen? (rechtspraak Insolventierecht 2018/3)
2017
- Dispute Resolution 2017: Netherlands (in: S. Lamb (ed.), Dispute Resolution 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2017)
- Is intrekking van de voorlopige surseance van betaling mogelijk? Wat is de verhouding met een buitenlandse herstructureringsprocedure? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/60 en 61, 2017/71 en 72)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/52)
- Verjaring van vordering op hoofdschuldenaar. Vraag of borgtocht op grond van art. 7:853 BW is tenietgegaan. (JOR 2017/81)
- In hoeverre bestaat causaal verband tussen onbevoegde kredietopzegging en het faillissement van kredietnemer? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/35)
- Is het overnemen van activiteiten voorafgaand aan faillissement onrechtmatig of paulianeus? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/31)
- Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/13 en 2017/14)
- Geldt het afdwingen van doorlevering van diensten gedurende de afkoelingsperiode als gestanddoening in de zin van art. 37 Fw? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/12)
- Litigation Funding 2017: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2016)
- Hebben beschikkingshandelingen van de curator, verricht na vernietiging van de faillietverklaring en voor het in kracht van gewijsde gaan daarvan, goederenrechtelijke werking? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/4)
2016
- Hoe moet een hypotheekakte worden uitgelegd met het oog op het tenietgaan van het hypotheekrecht? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 109)
- Leidt wanprestatie van de externe insolventieadviseur tot een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers die in hun verhaal zijn benadeeld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 86)
- Wanneer verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van een verificatievergadering? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/64)
- Heeft een crediteur in faillissement recht op inzage in de administratie ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling van een derde? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/55)
- Heeft de failliet recht op afgifte van / inzage in het proces-verbaal van een getuigenverhoor? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/43)
- Borgtochtovereenkomst. Verjaring. Nu vordering op gefailleerde en ontbonden hoofdschuldenaar niet is verjaard, is borgtocht niet geëindigd ex art. 7:853 BW (JOR 2016/101)
- Hoe verhouden zich in een negatieve boedel de kosten van executie en vereffening met de boedelvordering van de pandhouder voor door de curator onrechtmatig geïnde vorderingen? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/32)
- Hoe dient een cao-bepaling over bijzonder arbeidsvoorwaarden bij indiensttreding bij een nieuwe werkgever na faillissement te worden uitgelegd? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/26)
- Is een curator bevoegd tot indiening van een enqueteverzoek? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/15)
- Naar welk criterium dient het salaris van de curator na vernietiging van de faillietverklaring te worden vastgesteld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/5)
Corporate | Litigation