Accountant-curator en tuchtrecht voor accountants

College van beroep voor het bedrijfsleven 22 november 2017, Rechtspraak Insolventierecht 2018/36

Is de (register)accountant die optreedt als curator onderworpen aan tuchtrechtspraak voor accountants?

Deze uitspraak illustreert hoe verschillende vrije beroepsbeoefenaren, de advocaat en de (register)accountant, voor hun handelen als curator tuchtrechtelijk verschillend be­handeld worden.

De advocaat-curator

Als men over het handelen van een ad­vocaat­curator via het advocatentuchtrecht wil klagen, is dat doorgaans niet eenvoudig. Vaak strandt de klacht op de niet­ontvanke­lijkheid daarvan. Art. 46 Advocatenwet bepaalt dat advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. In beginsel ziet het artikel volgens vaste tuchtrechtspraak van Raden en Hof van Discipline niet op het handelen van de advocaat in diens hoedanigheid van curator, tenzij het handelen van de advocaatcurator zodanig is dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur geschaad zou kunnen worden. In de praktijk betekent dit dat de advocaat­cura­tor het wel erg bont gemaakt moet hebben, wil een tuchtklacht kans van slagen hebben.

De accountant-curator

De hoogste tuchtrechter voor de accoun­tants – het CBB – lijkt dat fundamenteel anders te zien. Het neemt tot uitgangspunt art. 42 eerste lid van de Wet op het accountantsberoep (Wab). Dat bepaalt dat de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van (a) enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde, en (b) enig ander dan in onderdeel a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Voor het CBB is van belang de ‘goede uitoefening van het accountantsberoep’ of – in de woorden van de tot 2013 geldende Wet op de regis­teraccountants (Wet RA) – ‘het beroepsma­tig handelen’. Het college oordeelt dat de accountant­curator juist vanwege zijn des­kundigheid als accountant tot curator zal zijn benoemd en daarom in de beroepsma­tige sfeer zal handelen. Daarmee brengt het college het handelen van de accountant­cu­rator via art. 42 Wab wel onder het (accoun­tants)tuchtrecht.

Afsluiting

Mogelijk dat het verschil in benadering tussen beide tuchtrechters is ingegeven door de verschillende achtergrond van bei­de (vrije) beroepen. De advocaat is per defi­nitie partijdig en kan en mag zich daarom beroepsmatig meer veroorloven dan de ac­countant die beroepsmatig handelingen verricht waarop (ook) derden moeten kun­nen vertrouwen.

De Vereniging voor Insolventie Advoca­ten (INSOLAD) heeft de lacune tussen de (zeer beperkte) tuchtrechtelijke toetsing van het handelen van de advocaat­curator enerzijds en het toezicht op het handelen van een curator door de rechter­commissa­ris anderzijds, onderkend. Zij heeft voor haar curatoren­leden in 2009 het Regle­ment Toetsingscommissie INSOLAD in het leven geroepen. Op basis van dit reglement is toetsing van de beroepsuitoefening door de advocaat­curator – mits lid van INSO­LAD – aan de Praktijkregels voor curatoren 2011 van INSOLAD mogelijk. Daardoor is voor een deel van de advocaat­curatoren een aanvullende vorm van tuchtrechtspraak gecreëerd.

Jeroen Stal

Publicaties van Jeroen Stal

2018
2017
2016
Cleber advocaten

Corporate | Litigation